Met bloedglucosegehalte wordt de hoeveelheid glucose in het bloed bedoeld. Na het eten van koolhydraten stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed. Als het bloedglucosegehalte stijgt komt het hormoon insuline vrij, wat ervoor zorgt dat glucose uit het bloed wordt opgenomen door spieren, organen en andere weefsels. Wanneer het bloedglucosegehalte daalt zorgt het hormoon glucagon ervoor dat in de lever opgeslagen glucose wordt vrijgemaakt om het bloedglucosegehalte op peil te houden. Een normaal bloedglucosegehalte ligt, wanneer men niet heeft gegeten of gedronken, tussen de 3,5 en 6 millimol per liter bloed.